Met iedereen en niemand - Lou Di Caro interviewt Jan Ducheyne

25 november 2024

Jan Ducheyne is een creatieve duizendpoot, maar boven alles een fascinerend artiest. Met zijn recentste album Morsen met mensen combineert hij weer uitstekend proza met muziek.
"Gewoon hoe de taal zich aanbiedt."


Na wat vertraging komt het vrolijke deuntje van een Messenger-oproep door. Jan neemt enthousiast op, zet zich waarschijnlijk ergens comfortabel neer en schraapt zijn keel. Hij kreeg op voorhand de vragen, dus kan het interview vlotjes beginnen.

Niet iedereen kent jou, dus beginnen we best met een paar voor de hand liggende vragen. Kun je eens beginnen met jezelf en wat je doet simpel voor te stellen?

Mijn naam is Jan Ducheyne en wat ik doe is eigenlijk bezig zijn met poëzie. In de eerste plaats is dat met mijn eigen poëzie, met mijn groep Noodzakelijk Kwaad, maar al zestien jaar ben ik de stalmeester van de Sprekende Ezels. Dat is een podium voor woord en muziek gestart in Brussel, maar een podium op dezelfde plaats houden is niet zo vanzelfsprekend, dus zijn we nu al toe aan onze vijfde locatie in Brussel. Verder ben ik ook nog actief als DJ onder de naam 'De Man Die Alles Kiest', maar dat is vooral in de zomer.

En wanneer wist je dat dit, schrijven en alles rond muziek en poëzie, echt was wat je later zou doen?

Op vrij jonge leeftijd, om eerlijk te zijn. Ik was twaalf jaar en had een opstel geschreven. Mijn toenmalige lerares Nederlands vertelde me dat het supergoed geschreven was en gaf me twintig op twintig. Ik weet nog goed dat het over het nutteloze van de afwas ging. Dat was elke dag hetzelfde en ik had dat voor een twaalfjarige heel mooi verwoord. Toen ik dan voor de eerste keer op een klein podium stond, met mijn eigen poëzie, was ik achttien jaar. Ik studeerde regentaat Nederlands, geschiedenis en economie en had toen een heel vervelende docente. Ze zei dat dichter zijn niet voor ons was weggelegd. Ik was koppig en dacht we zullen wel zien. Ik heb me wel heel lang gespiegeld aan de grote voorbeelden als Hugo Claus en dergelijke en dacht dat ik dat niveau nooit zou halen. Maar dan besefte ik dat ik eigenlijk gewoon mezelf mocht zijn.

Poëzie
Nu we over schrijven bezig zijn, kunnen we direct overgaan naar jouw poëzie. Je lijkt Paul van Ostaijen achterna te gaan: je begon met ritmische typografie en maakte langzaamaan de overstap naar de klassiekere vorm van poëzie. Wat heeft er voor die verandering gezorgd?

Eerst en vooral, de van Ostaijen-stijl gebruikte ik voordat ik van hem gehoord had. Maar ik weet eerlijk gezegd niet goed waarom ik die overgang precies gemaakt heb. Ik doe het wel af en toe nog. Recent heb ik een gedicht geschreven en daar gebruik ik weer wat dansende letters. Als het mij vindt, dan doe ik het en als het in mijn kop springt, dan verwoord ik het zo. Gewoon hoe de taal zich aanbiedt.

In de bundel Noodzakelijk Kwaad; altijd weer het dansen schreef je in het voorwoord: "Ik schrijf. Af en toe. Een gedicht. Dat stapelt zich dan op."
Zijn er momenten waarop je merkt dat de inspiratie het makkelijkst komt?

Als er een voorval is waardoor ik getriggerd word iets te schrijven. Aan de ene kant is het super dat ik kan schrijven vanaf dat er iets schrijfwaardigs gebeurt. Maar aan de andere kant is dat ook wel iets waarmee ik vecht. Ik kan niet zoals Nick Cave aan mijn bureau zitten en gewoon schrijven. Het moeilijkste voor mij is elke dag schrijven. Wanneer er een concrete opdracht is, lukt dat wel beter.
Tegelijkertijd zou ik veel liever uit het niets elke dag een gedicht kunnen schrijven en niet constant wachten op een gebeurtenis. Mijn achilleshiel is dan ook een dichtbundel schrijven die op een bepaalde manier coherent over een iets gaat. Maar ik heb nu wel aanvaard dat dit is wat ik doe.

In dezelfde bundel schreef je ook het gedicht Beng Zeng. Daar uit je je passie voor jazz, tot ergernis van andere "collega's". Hoe is die liefde voor jazz ontstaan?

(Lacht) Ja, inderdaad. Ik heb vijf jaar in de Ostendsche Ploate gewerkt, bij Yves (bekende muziekwinkel in Oostende, nvdr). Daar kwamen de grootste muziekfreaks langs. Zo heb ik jazz ontdekt en op een goede manier de juiste platen leren kennen.
Ik heb een spoedcursus in jazz gekregen en ben nu echt een enorm grote fan van Charles Mingus. Op een gegeven moment gebruikten we platen en cd's– dan vooral van Mingus – en brachten we poëzie. We noemden onszelf de Jazzpoëtici. Dat waren ik en andere dichters; iedereen die wou mocht meedoen. Automatisch begin je dan gedichten over jazz te schrijven. We traden op in Antwerpen en Vitalski, de nachtburgemeester van Antwerpen, was daar.

Ik was bezig met een van die jazzgedichten en hij riep: "Stop nu toch eens met die jazz, man!" Hij vond dat nogal pedant. Als aanhanger van de absurde poëzie vond hij dat je via jazz een bepaald imago wil creëren. Maar daar was ik totaal niet me bezig! Dus dat zinnetje heb ik er met opzet in gezet. Wanneer mensen zeggen dat ik echt niet met jazz bezig moet zijn, zeg ik gewoon: "Fuck off, ik doe wat ik wil!"

Muziek
Laten we overgaan naar jouw band, noodzakelijk kwaad. Hoe zou je jullie stijl beschrijven?

Onze stijl is volgens mij poëzie. Alex Deforce is daarmee begonnen, een fantastische dichter uit het Brusselse. Als hem gevraagd wordt welke stijl hij dj't, antwoordt hij ook altijd met poëzie. Ik ga hem daarin volgen, want de muziek die wij maken is bijna niet in een stijl te vatten. Doordat mijn poëzie zo bepalend is voor onze muziek, is dat misschien gewoon het genre. Spoken word zou je ook kunnen gebruiken, maar dan doe ik enorme afbreuk aan de drie geweldige muzikanten van Noodzakelijk Kwaad en Jef, die zingt. Poëzie fusion, zoiets.

Je noemde zonet Alex Deforce, zijn er nog artiesten die jou inspireren, of doen jullie echt gewoon jullie eigen ding?

Sowieso zijn er wel artiesten waar ik inspiratie bij haal. Gil Scott-Heron is voor mij echt belangrijk. Dat is een dichter-rapper uit de jaren zeventig, tachtig. The Beat Poets en de Limiñanas. Dat is een hedendaagse Franse groep die ook speelt met tekst en muziek. Het nummer Kabine op onze nieuwe plaat is daardoor geïnspireerd. Zij kunnen met heel weinig woorden een echte groove doen ontstaan. Dat wilden we eens proberen en ik denk wel dat het gelukt is.

Het nummer Kabine is eigenlijk een ode aan jouw befaamde strandcabine. Je zit daar vaak, maar met wie is dat dan?

Het liefst van al zit ik daar alleen, of met mijn lief. Maar aan de andere kant vind ik het fantastisch om daar tijdens Theater Aan Zee met een nieuwe bende te zitten. Dan kunnen we daar gewoon zijn en praten we over van alles en nog wat. Sommige mensen weten ongeveer waar die cabine is, andere weten het dan weer precies en komen regelmatig langs. Het ding van de Kabine is dat het iets is wat nooit verandert en toch altijd anders is. Daar ben ik nu een boek over aan het schrijven.
Die cabine is zo allesomvattend, dus zou ik kunnen antwoorden dat ik daar met iedereen en met niemand zit en beide zijn goed. Iedereen is daar altijd welkom, tot ergernis van mijn bloedeigen broer.

Een laatste vraag over noodzakelijk kwaad: hoe is die naam ontstaan?

Dat is eigenlijk heel duidelijk. Ik vertelde Frank Pay, onze drummer, dat mijn naam in de groepsnaam moest. Ik zei dat ik op een bepaalde manier een beetje bekend ben in het poëziecircuit. Hij antwoordde, op zijn typische manier: "Wel, Jan Ducheyne, als jij Jan Ducheyne bent, dan zijn wij noodzakelijk kwaad." In het begin was het Jan Ducheyne en Noodzakelijk Kwaad en het was mijn wens dat mijn naam weg zou vallen en dat is dan ook gelukt. We vonden dat simpelweg beter klinken. Het zou dan ook betekenen dat Noodzakelijk Kwaad wat bekendheid heeft verworven.

Laten we afsluiten met een vraag die je niet kon voorbereiden. Stel je voor dat kleine Jan voor je zit, wat zou je hem meegeven als boodschap voor later?

Dat zou zijn wat ik mijn eigen zonen ook altijd vertel. Zorg voor veel liefde, mededogen en geloof in jezelf. Ook zeg ik altijd dat ze waarden moeten hebben. Laat mensen in hun wezen en wees niet arrogant. Superveel eigenlijk. Ook niet te vergeten, koppig je eigen zin doen.

Of poëzie nu je passie is, of simpelweg iets wat je tegenkomt in je leven, Jan laat ons zien dat spreekkunst iets is wat levens rijker maakt. Inspiratie ligt overal te grijpen, dus ga ermee op avontuur en kijk wat de taal te bieden heeft.