Stadslezer Gerda Van Erkel blikt terug op FAAR 2025 - 'OP TAFEL // Over het ego in de literatuur'

18 maart 2025

De auteurs: Thomas Heerma Van Voss, Tuly Salumu, Maurits De Bruijn.

Host : Heleen Debruyne

---------------------------------------------------------------------------------------------

"Schrijvers voor de spiegel. Een uitgave van De Lage Landen.

Kijk je weleens in de spiegel?

Hoeveel keer per dag kijk je in de spiegel? Eén keer (een man). Wel een keer of tien (een vrouw).

En ben je dan tevreden met wat je ziet?

Schrijvers kunnen niet zonder spiegel. Dat is meer dan ijdelheid.

Wat ze schrijven wordt een spiegel waarin ze zichzelf helderder zien, scherper dan ze willen misschien. (Ik denk aan mijn eigen roman van lang geleden, De Spiegel, hoe ik na elk hoofdstuk op de grond tegen de verwarming ging zitten en met mijn handen mijn gezicht betastte, Wie ben ik? Schrijven is gevaarlijk.)

Wat ze schrijven houdt de lezer een spiegel voor die zowel bevestigt als confronteert.

Een spiegel als blik op de wereld. En de lezer kan zijn eigen visie daaraan toetsen.

Welk beeld geef je als schrijver over jezelf mee? Realistisch? Geflatteerd?

Er is een toenemende tendens om autobiografisch te schrijven.

IJdelheid? Noodzaak? Uit verwerkingsproces?

Uit gebrek aan inspiratie misschien?

Heleen verwijst naar het juryverslag van de Libris Literatuurprijs. ‘Introspectie overheerst.’

Een weg van fictie naar autobiografische fictie naar pure autobiografie.

Ze vraagt de auteurs wie het verslag gelezen heeft.

Ik beken schuld. Ik heb een gat in mijn cultuur. Ik ken de auteurs niet.

Ik kom hier als schrijfster die bezig is aan een romantweeluik: het eerste over het leven van mijn vader, het tweede over mezelf nu ik straks 71 word. Ik kom met vragen, met hoop op antwoorden. Op herkenning en geruststelling misschien. Op een vrijgeleide.

Ik ga ze googelen.

Had ik dat niet vooraf moeten doen?

Je hebt autofictie, de autobiografische roman, de autobiografie.

Waarbij je de grens tussen verzonnen en werkelijkheid steeds verder opschuift naar de werkelijkheid.

Bij autofictie is het hoofdpersonage van het verhaal een afspiegeling van de auteur. Je verpakt je eigen thema’s, emoties, gedachten in een ander kader, in andere feiten, in mensen in een totaal andere levensfase…

Zo is Thomas begonnen. Nu toont hij zichzelf steeds meer minder verbloemd. ‘Ik ben iemand geworden om het ook over te hebben.’

Ook in interviews wordt steeds vaker gehengeld naar die autobiografische achtergronden.

Ergert jullie dat?

Tuly stoort het niet zo.

Het roept wel vragen, bedenkingen op.

Ontneemt het autobiografische sérieux aan je verhaal?

Soms raadt een uitgever aan om het meer over het verhaal zelf te hebben. Structuur, stijl, perspectief, die dingen. Als Tuly zelf leest, interesseren die haar niet zo, niet in de eerste plaats. Zij wil net meer weten over de auteur, de mens, achter het verhaal.

Dan is er ook nog de markt. Wie als schrijver een groot publiek wil bereiken, wie wil verkopen (en dus eerst uitgegeven worden) moet publiek toegankelijk worden.

Maar tegelijk leef je als schrijver niet alleen. Je wil ook je familie beschermen.

Ga je vandaaruit selectief schrijven? Bepaalde dingen weglaten?

Het is een voortdurende evenwichtsoefening tussen wat (voor jou en misschien ook voor de lezer) noodzakelijk is voor het verhaal en wat misschien pijnlijk was maar mag toegedekt blijven omdat het minder relevant is.

Thomas had zijn broers ‘uit het verhaal kunnen schrijven’, zegt hij. Hij streeft naar zoveel mogelijk eerlijkheid, maar het is complex. Hoe belangrijk is hun rol in het geheel van het gezin, van zijn eigen leven? Maar mag hij voor hen spreken, voor hen invullen? Voor wie wil je eerlijk zijn? Is het mogelijk dat voor een ander te zijn?

In mijn bijna voltooide roman over mijn vader, De terugkeer, wilde mijn zus met haar gezin zo ver mogelijk uit het verhaal blijven. Ik vind dat lastig omdat ik, schrijvend vanuit het hoofd van mijn vader, dan zijn jongste dochter te kort doe en de oudste (ik), die al zoveel aandacht vroeg en vraagt, nog een groter podium geeft, waardoor bevestigt lijkt te worden dat ik haar in de schaduw heb geduwd, terwijl ik het zelf altijd andersom heb ervaren. Op die manier word ik tegen wil en dank een veroveraar van onterecht terrein.

Als psychotherapeut van opleiding sta ik achter de essentie om in menselijke relaties niet grensoverschrijdend te zijn…

De werkelijkheid zoals die is is misschien saai, en altijd gekleurd door de jaren heen. Eerlijkheid is altijd subjectief en schrijven wellicht altijd sterker geaccentueerd. Meer clair-obscur, bedenk ik me, dan grijstinten.

Tuly, van gemengde Afrikaans-Vlaamse roots, schrijft om een bepaalde minderheidsgroep, die in Vlaanderen nooit een stem had, een stem te geven. Die stem moet waarachtig zijn, of ze verliest aan geloofwaardigheid.

Ik denk: door te verzwijgen, niet eerlijk te zijn, zou je hen en jezelf ook opnieuw monddood maken.

Thomas schreef het boek over zijn vader na diens overlijden. Vader kon het niet meer lezen. Hij kon er niets meer tegenover stellen. Dat gaf enerzijds een zekere vrijheid, de angst voor commentaar viel weg, maar het bracht ook druk mee om in je eerlijke emoties de waarheid net geen geweld aan te doen door je in negatieve emoties en gedachten te laten gaan.

Hoe gewetensvol schrijf je over je vader als die zich niet meer kan verweren en je toch je eigen trauma’s niet langer wil verzwijgen?

Ik kies om de eerste roman louter in het hoofd van mijn vader te kruipen, en in het tweede luik, Alles gewikt en gewogen, mijn verhaal te doen. De waarheid zal dan ergens in het midden liggen. Maar verder dan de aanzet van deel twee ben ik nog niet.

Nu ben ik hier. Ik luister en leer.

Thomas zegt: het is een integer en liefdevol boek geworden, waarvan ik tegelijk de uitvoerder en scheidsrechter was.

En dat herken ik. Die mildheid die boven komt drijven als het is volbracht.

Hij wil zichzelf niet censureren in wat hij schrijft.

Vader was journalist, zegt hij, en had altijd al een moeilijke relatie met fictie.

Hij maakt even een uitstapje naar het jaarlijkse zomerkamp van uitgeverij Das Mag. Daar zitten gevestigde auteurs en aspirant-schrijvers samen rond de tafel. Dat geeft een ander gevoel dan met andere mensen aan tafel zitten. Je voelt je bespied. Je kunt zomaar onderwerp zijn van een verhaal. Je bespiedt ook zelf. Je observeert, je verbindt punten (denk ik) en maakt er een fictieve geschiedenis van.

Ook Maurits en Tuly willen niets verbloemen of romantiseren.

Tuly niet over het huiselijk geweld en het racisme. Ze wilde tijdens het schrijven (en deed dat ook niet) niet zitten huilen achter haar bureau. Ze heeft het schrijven net als louterend ervaren. Voor haar was schrijven plaats innemen, als auteur en als mens.

Het was niet evident om met Afrikaanse roots in een wit gezin op te groeien. Maar door te proberen empathisch over haar familie te schrijven werd het zowel een louterend als een vreugdevol proces.

Misschien ga ikzelf nog een stap verder in De terugkeer, door van binnenuit, vanuit mijn vader, in het uur van zijn coma/dood terug te kijken op zijn leven, waardoor zijn keuzes, gedragingen en gedachten begrijpelijker voor me werden, al neemt niet alles de pijn weg. En al was het erg confronterend om door zijn ogen naar mezelf te kijken en dat te wegen op waarheid of niet.

Sommige mensen zeggen: als je familie kritiek heeft, moet ze maar een weerwoord schrijven. Sommige mensen hebben die gave niet.

De auteurs zien hun boek niet als een berisping, laat staan een afrekening. Het is veeleer een ode aan alle personages.

Bovendien is eerlijkheid een mes met twee kanten: als je eerlijk en hard bent over de ander, heb je dat ook over jezelf te zijn. Dan zie je in de spiegel ook je eigen schaduw.

Maurits gaat daar op door. Als auteur moet je ook van zelfinzicht getuigen of de lezer haakt af.

Hij schreef over zijn moeder en haar holocaustverleden en de impact die dat had op zijn leven en heden. Hij schrijft over de druk die dat heeft gelegd, hoe lastig het was, maar ook hoe hij zelf tekort geschoten is. Hij kon niet tegelijk over haar angsten schrijven en de zijne onbesproken laten. Er is een wisselwerking tussen waar moeder niet toe in staat was en zijn eigen demonen. Ik veronderstel dat hij bedoelt dat ze elkaar bij momenten versterkten.

Thomas komt terug op hoe hij aanvankelijk personages schiep die feitelijk in niets op hem geleken maar wel een gelijkaardige binnenwereld hadden.

Vanwaar die drang om zich in hen te vermommen en een uiterlijke wereld te scheppen die niet de zijne was?

Hij was achttien, negentien. Wat angstig en verlegen. Hij kon zichzelf een stem geven in personages die veel ouder waren dan hij, in andere situaties of beroepen zaten, zonder dat hij ‘betrapt’ zou worden. Daar ga ik dan vanuit als hij dit vertelt. Het was veilig, zegt hij.

Al die boeken schreef hij ook in de derde persoon, het waren ook oefeningen in het schrijven om na jaren uit te komen bij die ‘ik’ die er ook mag zijn.

In de eerste persoon schrijven brengt meer intensiteit en spanning in het verhaal.

(Dat wordt nog versterkt als je bovendien in de tegenwoordige tijd schrijft. De lezer is dan getuige in het hier en nu, op de eerste rij).

In de eerste persoon schrijven is geen vorm van ijdelheid, maar weten wat jouw rol is in het verhaal, zegt Thomas.

(Ikzelf heb dat vaak en ook het liefst gedaan. Nu ik straks eenenzeventig word denk ik dat het een zekere maturiteit vraagt om dat integer te doen, hoe hard je het daarvoor ook probeert. Je moet ook jezelf kunnen relativeren, denk ik nu, en alles in de ruime context kunnen zien, zowel breed als vanuit helikopterview. Misschien bedoel ik met het voorgaande veelzijdiger, waarin de ‘ik’ ook open en nieuwsgierig kijkt naar de ander en vooroordelen en interpretaties achterwege laat?)

Thomas heeft niet het gevoel dat hij in de voorgaande jaren nog niet genoeg geleefd had om in de eerste persoon te schrijven, wél dat hij tot dan te wéinig geschreven had.

Je hoeft ook niet veel geleefd te hebben om in de eerste persoon te schrijven, zegt hij, er zijn sterke debuten in de ik-persoon. Het kan ook de kracht van de jeugdigheid hebben.

Voor hemzelf was het een kwestie van nog niet genoeg schrijfervaring hebben, dan spaar je bepaalde thema’s, verhalen liever op, tot je er betere woorden voor hebt, een betere vorm.

Een ‘ik’ moet je verdienen. Is dat zo?

Tuly: ‘Je moet je ‘ik’ claimen. Laat angst en onderdanigheid je daar niet in saboteren. Kom naar buiten. Doe het!’

Het gaat erom te schrijven over wat jij voelt, hoe jij het ervaren hebt.

Stapsgewijs leren met de bluts en de buil, of de omweg maken zoals Thomas?

Maurits spreekt over omweg en belemmering.

Zijn moeder is geboren in 1941, hij rekent zich tot de derde generatie van de holocaust.

Hij ervaart het verleden anders dan de generatie voor hem. Zij zagen het overleven, voor hem is het de context waarin hij leeft.

Het heeft met identiteitspolitiek van minderheden te maken, mutatis mutandis het verhaal van Tuly.

We komen terug op de ‘markt’.

Welke boeken/schrijvers krijgen aandacht?

Tuly grijpt terug naar de groeiende aandacht voor het individuele maar zegt dat dat ook een risico inhoudt. Ze heeft het dan niet over egoïsme en navelstaren, maar over het gegeven dat veel schrijvers introvert zijn, niet erg gedreven of bedreven om met zichzelf naar buiten te komen, en zij lopen het gevaar niet aan de bak te komen, al hun talent ten spijt.

Hoeveel wil je van jezelf kwijt? Waar ligt de grens tussen privé, openhartigheid en exhibitionisme?

Hoe meer je van je privé prijsgeeft, hoe meer je je schrijverschap wil beschermen. Daarmee wordt bedoeld: de tijd om te schrijven. Erover waken dat die niet door talloze interviews, tv-optredens… wordt opgeslorpt. Je wilt boeken verkopen, je moet er meer dan vroeger voor doen voor je publiek en het houdt je af van het echte werk en dringt diep je privé binnen. Het is een dunne lijn om je op te bewegen.

Zo haalt Thomas aan dat het boek over zijn vader in de eerste plaats een roman is, maar door de nadruk die de pers geeft aan het autobiografische lijkt het aspect literatuur meer te verdwijnen.

Ik denk aan Elena Ferrante die net de omgekeerde beweging maakt. Zij vermijdt elke verwijzing naar haar privéleven en creëert net daardoor een magie rond haar persoon die werkt als een magneet.

Autobiografische werken hebben doorgaans beladen thema’s, of raken eraan. Voor Maurits liggen vragen over het Israël-Gaza-conflict voor de hand. Daar is hij echter niet zo huiverig voor. Hij laat zich niet tegenhouden door angst. Soms ligt het ongemak om iets verkeerds te zeggen veeleer bij de interviewer, en daar wordt hij, Maurits, dan op zijn beurt weer lastig van. Het gevolg is een omfloerst gesprek waarin de kern niet wordt aangepakt. Een gemiste kans.

Tuly pikt daar op in. Ze zegt dat veel vragen die zij graag gesteld zou krijgen, niet worden gesteld, vanuit een zekere schroom.

Op dit punt gekomen ben ik helaas stilletjes naar buiten moeten sluipen om de volgende FAAR-lezing niet te missen…"


Literatuur ego 2