in een ijzige greep
DE AVOND IS ONGEMAK. Marieke Lucas Rijneveld. *****
Verbijsterend, schrijnend, lelijk, schoon, minstens even vaak pervers. Zowel doortrokken van grensoverschrijdende seks als van verstikkende Bijbelcitaten.
Vooral in- en intriest. Je blijft achter met een zwaarte als een grafsteen op je borst.
Geschreven vanuit het hoofd van Jas, twaalf jaar, vis noch vlees.
Het leven op de boerderij heeft haar, maar ook haar broer(s) en zus, op gebied van leven, dood en seks vroegrijp gemaakt. Voortdurend is de taal doorspekt met een beeldtaal die parallellen trekt tussen mens en dier. Ze leren minstens evenveel van de dieren als van hun ouders. En wat ze van dieren zien, zodat ze het goed stellen, is eten en paren. Hun leven is meestal simpel.
Daarnaast is er het houvast zoeken naar structuur en het bewaren van je onschuld in de Bijbelteksten, die ter zelfder tijd schrikwekkende demonen in je nek zetten.
De ouders zijn harde mensen, getekend, teleurgesteld in elkaar, in het huwelijk, in het leven.
Als Matthies, de oudste zoon/broer, sterft onder het ijs, komt de dood met al zijn gevolgen als iets wat door geen enkele leeftijd kan worden bevat. Het hele gezin raakt ontwricht. De ouders kunnen amper voor zichzelf zorgen, laat staan voor hun kinderen. Uit angst na hun broer ook vader en moeder kwijt te raken wordt het hun missie hen in leven te houden, hen weer op te wekken. Elk kind probeert dat op haar/zijn manier.
De dochters proberen de ouders te sparen. Zichzelf sparen ze door te dromen van ontsnappen naar de overkant.
Obbe, de zoon, kan zijn kwetsuur niet aan. Het gemis en zijn onmacht vertaalt hij in escalerende woede die dier noch mens ontziet. Hij wil een dood, waar hij baas over is, een dood die hij zelf in de hand heeft. Scherprechter zijn boven God. En boven vader.
Vooral Jas kan het gemis, en haar schuldgevoel, geen plaats geven. Haar angst voor de dood wordt een angst voor ziekte, waartegen ze zich met dwangmatig gedrag probeert te beschermen. Ze wordt haar bescherming, de jas die ze als een eeltlaag rond zich heeft opgetrokken, nooit uittrekt. De jas, die haar bijeen moet houden, net zoals de punaise, terwijl ze steeds verder uit elkaar valt. Ze verloor niet alleen haar broer. Ze verloor haar ouders, haar jeugd, voor alles verloor ze zichzelf. Daar wil ze terug naartoe. Zichzelf vinden is een tweede missie naast het redden van haar ouders. Soms wil ze hen dood. Dan schrikt ze van zichzelf.
Ze bevolkt haar eenzaamheid met fantasie, die haar meer en meer van zichzelf en de werkelijkheid vervreemdt, en met de padden in de emmer in haar kamer en soms in haar jaszak. De padden zijn een voortdurende parallel. Als het met hen goedkomt, komt het ook met moeder goed, met vader, Obbe, Hanna, met haarzelf. De padden zijn haar dagboek.
Jas kan niet loslaten, omdat er niemand luistert. Ze houdt haar poep op tot ze dreigt te barsten. Behalve de jas die ze niet uittrekt, wordt ook het niet kunnen poepen een gezinsobsessie, met onthutsende ‘oplossingen’… Huilen kan ze ook niet. Ze piest in haar broek, wil opnieuw gepamperd worden, ze is te klein voor de grote dingen die het leven van haar verwacht.
De eenzaamheid van elk personage, maar vooral die van Jas, is schrijnend, ze kruipt tot in je merg. De enige manier om warm te worden is zichzelf te bevredigen door zich tegen haar beer aan te schurken. Haar huidhonger bereikt vader en broer, die ‘in hetzelfde bed ziek zijn’. Ze proberen elkaars remedie te zijn, op het schokkende, misselijk makende af. Moeder heeft alleen maar de honger die ze zichzelf aandoet, haar lichaam moet hol worden zoals de leegte die de dode Matthies in haar geslagen heeft. Zo hol als de stilte van het doodzwijgen. Je mag de doden alleen in stilte, niet hardop, gedenken.
Sinds zijn dood kunnen de verschillende gezinsleden amper in dezelfde ruimte samen zijn, zelfs niet per twee. Ze zijn op hun ongemak. In dat ongemak doen ze dingen die ze ervoor niet zouden gedaan hebben. Maar volgens de dominee is ongemak goed, in ongemak zijn we echt.
Het lijden als beproefde weg naar God. Hij straft je voor je zonden zodat je tot inkeer en tot Hem komt en beproeft wie Hij liefheeft. Een patstelling?
Maar misschien word je in het ongemak soms ook wel heel, omdat je schaduwkant zichtbaar wordt naast je goede ik?
Een roman over goed en kwaad, over keuzes – hoe vrij ben je om te kiezen als je gevangenzit in een trauma? Over existentie en de essentie van het leven, van mens-zijn. Geschreven in beelden die blijven plakken of je met afschuw vervullen, in zinnen als kletsen rond je oren. En soms een tederheid, die je naakter maakt dan naakt.
Jas probeert op haar manier de dood te begrijpen. Te voelen wat Matthies heeft gevoeld. De stilte. De ijzige kou, die je lang na het lezen niet uit je eigen botten krijgt. Eigenlijk wil je het allemaal niet weten, maar je leest voort. Je kunt niet anders. Zoals zij willen stoppen en toch blijven doorgaan. Tot het eind.
Synopsis
De dood van een jongen uit een gereformeerd gezin heeft grote invloed op het leven van zijn ouders en zijn broer en zussen.