Zien, niet gewoon kijken
HET LICHT ACHTER DE OGEN. TOMMI Kinnunen. *****
Na ‘Waar vier wegen samenkomen’, dat ik begin april las, waren de verwachtingen voor dit vervolg zeer hoog gespannen. In het begin was het even zoeken om ‘in de juiste generatie’ terecht te komen, me de familierelaties weer eigen te maken. En hoewel het verhaal me aanvankelijk net iets minder kon bekoren dan het eerste deel, hield het me toch in de ban. Naarmate het vorderde grepen de tragiek, de tederheid en de ontroering me andermaal naar de keer, stond ik geregeld stil bij zoveel wijsheid, hier en daar samengebald in een zin of paragraaf.
Alleen van familie – die mensen die je niet zelf uitgekozen hebt en die je het zelfs vaak erg lastig hebben gemaakt – blijft uiteindelijk de liefde overeind. Alle anderen verdwijnen op een of andere manier uit het leven van de hoofdpersonages. Binnen de familie zijn het de matriarchen die de samenhang in stand houden, niet altijd in liefde, maar hoe dan ook houden ze iedereen bij elkaar. En is onmacht niet ook een vorm van liefde, een liefde die door te veel of te diepe kwetsuren niet langer in staat is zich te uiten en die niet werd ingelost?
Hoofdrolspelers in deze roman zijn de blinde Helena enerzijds, anderzijds Tuomas, de zoon van haar broer Johannes. Beiden, Helena en Tuomas, zijn buitenbeentjes, verschoppelingen door de maatschappij. Helena, omdat ze blind is en haar man geen kinderen kan schenken (niet alle kunnen is lichamelijk!). Tuomas omdat hij, net zoals zijn grootvader en Helena’s vader, op mannen valt, wat in de maatschappij van zijn adolescentie nog altijd als een ziekte wordt beschouwd. Zelfs binnen de familie denkt elk lid apart dat hij of zij de enige is die verdraagzaam is, als Osku met open armen als vriend van Tuomas wordt onthaald. ‘Zeg het nog maar niet tegen die of die.’ Tot iedereen het weet en ze allemaal samen aan het bruiloftsmaal zitten.
Alleen binnen je familie mag je onvoorwaardelijk zijn wie je bent, daar ben je méér dan je handicap. Daar blijft Helena, aan het eind van haar leven, een dochter, zus en tante, al is haar lichaam uitgeteerd, kan ze haar plas niet ophouden, stinkt ze.
Zowel Helena als Tuomas zijn overlevers, vechters. Tuomas zal geen zelfmoord plegen zoals zijn grootvader. Tot hij Osku ontmoet, heeft hij twee levens: een privé en clandestien, het andere aangepast aan de eisen van een heteromaatschappij. Waar dat vereist is, heeft hij een vriendin Sini die hem graag vergezelt, en hij verlicht haar eenzaamheid, opdat ze niet constant de vrouw zou zijn die te lelijk is om een man te kunnen vinden. Het is geen misbruik maken, maar een winwinsituatie.
Een winwinsituatie lijkt het ook te worden als zowel Tuomas en Osku als die Sini een kind willen. Het moet een soort cohousing worden: twee papa’s, één mama. Drie vrienden; drie ouders voor een kind dat in geborgenheid en vrijheid moet kunnen opgroeien.
Als het anders loopt, zullen Tuomas en Osku zich niet zonder meer gewonnen geven.
Helena op haar beurt laat zich door haar man niet betuttelen als het kind dat ze hem niet kon schenken. Ze weigert afhankelijk te zijn, heeft haar trots en vaak schalt haar lach, niet alleen trotzdem, of omdat ze zichzelf en anderen kan relativeren, ook omdat ze echt de momenten van geluk weet te plukken. Die momenten en de verbondenheid met de familie zijn het licht achter haar ogen. Op het eind van haar leven, al de belemmering van haar zieke lichaam wegvalt, haar blindheid niet langer haar vrijheid beperkt, is haar ziel vrij en gewichtloos om naar het licht aan het eind van de tunnel te zweven, dan is de hele wereld van haar.
Wat me bij het lezen opviel, is de zintuiglijkheid van het boek. Zeker in de hoofdstukken die over Helena gaan is het horen, het ruiken, het tactiele zeer uitgesproken aanwezig. Helena neemt, ondanks haar blindheid, de wereld vaak scherper en juister waar dan haar ziende omgeving, zowel in de details van een aanwezig leven in het hier en nu, als aangaande hun kortzichtigheid, die tot vooroordelen en wreedheden leidt. Twee scènes: als Helena bij het oversteken van de straat gedesoriënteerd raakt en niemand helpt (want blindheid komt zelden alleen, gaat vaak gepaard met zwakzinnigheid en die lijkt wel besmettelijk). Het bijna dood schoppen van homoseksuelen.
Van haar familie zegt ze dit: ‘Van deze familie valt nog geen witte sok te breien, er zit geen normaal schaap bij. Daarom sta ik er telkens weer van versteld dat Kaarina zulke verstandige kinderen heeft grootgebracht. Misschien heeft ze goed naar haar schoonmoeder gekeken en exact het tegenovergestelde gedaan. Haar kinderen zijn ontkiemd in andere aarde dan wij.’
Kaaarina, de moeder van Tuomas, is de nieuwe matriarch. Zij, samen met de tijden die langzaam veranderen, moeten het licht aan de horizon worden.
Opnieuw vraagt het veel van de lezer om van dit op een bijzondere manier geconstrueerde boek de lijnen met elkaar te verbinden, de hiaten op te vullen, tussen de regels te lezen. Maar je wordt ruimschoots beloond: met prachtig en krachtig getekende personages, die in hun kern worden neergezet maar dankzij de mildheid en de subtiliteit niet tot karikaturen afglijden, met wijsheid die je een geweten schopt en ook jou als lezer naar je eigen essentie dwingt te kijken, met een verhaal dat je stil en ademloos achterlaat. Met een glimlach achter wat vochtige ogen.
Synopsis
Twee buitenstaanders, de blinde Helena en de homoseksuele Tuomas, proberen elk in Helsinki hun plaats in de wereld te vinden, maar moeten opboksen tegen vooroordelen.