Stadslezer Gerda Van Erkel blikt terug op FAAR 2025 - SOFAGESPREK // Lara Taveirne & Maaike Pereboom

22 maart 2025

Host: Uus Knops

"Drie vrouwen, getekend door verlies. En dan bedoel ik niet alleen gelittekend.

Ook gepolijst, zoals stenen in een kolkende rivier hun scherpste randjes verliezen en een diepere glans krijgen.

Lara en Uus verloren een broer, Maaike haar man Joost Zwagerman.

Twee geliefden die uit het leven zijn gestapt. De broer van Uus kwam om bij een ongeval.

Drie geliefden met wie over de dood heen de verbinding wordt gezocht, om hun en het eigen leven zo goed en zo kwaad als het kan te herstellen. En daarbij denk ik aan Kintsugi, de Japanse kunstvorm waarbij breuken, barsten, scheuren met goudlak worden verheven tot iets wat méér wordt dan het geheel van de scherven.

Uus Knops zet meteen de toon: eenvoudig en sereen, tegelijk poëtisch. Ze kijkt je aan, ze spreekt je aan, reikt uit voor verbinding. Ze nodigt uit voor verbinding. Kijk links, kijk rechts. Je mag hier huilen. Je mag een glimlach schenken, een knikje, een zakdoek. Weet dat je niet alleen bent met je verdriet. Voél dat je niet alleen bent met je verdriet.

Bij het afsluiten zal ze erop terugkomen.

Zorg voor elkaar. Nu. Straks. Jaar na jaar.

Ze blijft aanwezig met liefdevolle aandacht.

Hoe is het om hier te zijn en – weer - over je verlies te moeten praten?

Lara is van ver gekomen. Van diep uit zichzelf, eerst door het schrijven, daarna door de eindeloze interviews. Letterlijk ver vanuit de stilte, vanuit het bos. Zonder gsm, zonder laptop. Daar heeft haar dochter op aangedrongen.

De dochter is wijs, denk ik. Ze zorgt voor haar moeder, zodat die weer van zichzelf wordt, ze trekt haar uit de gulzige muil van die massale horde lezers. De dochter zorgt ook voor zichzelf. Ze maakt haar moeder weer tot moeder, tot ‘van mij’.

Hier zijn, met journalisten praten, is – in tegenstelling tot het schrijven dat zeer diep gaan is, de grond onder je voeten verliezen – eigenlijk een luxe, zegt Lara. Hier doet ze dat vanuit professionaliteit. De weerbots komt als ze naar huis gaat, vaak met de laatste trein. Alleen. Weer losgescheurd uit de verbinding die is gemaakt, waar ze ook dankbaar voor is.

Zoals haar broer Wolf alleen op zijn laatste trein gestapt is.

Een dierbare zestigjarige vriendin wist dat. Ze wist ook dat Lara van witlooftaart houdt. Op een avond staat ze op het perron, ze wacht op Lara. Met witlooftaart en een geborduurd tafelkleedje. Voor in de laatste trein. Een trein terug naar huis.

Straks zal ze het hebben over het belang van mensen die in de eerste weken van rouw iets deden, wat vaker hielp dan woorden.

Uus verloor haar broer Kasper in Venezuela. Lara verloor Wolf in het Hoge Noorden.

Ze zijn zielszusjes.

Zes maanden werden de broers vermist.

Zes maanden duurde de onzekerheid, groeide de angst voor het ergste.

Of voor het op één na ergste, denk ik, durf je aan het allerergste te denken? Dat het door eigen hand zal blijken te zijn, zoals in het boek dat Joost Zwagerman schreef.

Kasper had een reisgezel, maar die kon het ook niet na vertellen.

Wolf had zijn dagboek als gezel.

Een zoektocht naar je broer.

Eerst naar waar hij is, gebleven is.

En als hij gevonden is naar wie hij was.

Zoeken naar wie jij nog bent nu hij er niet meer is.

Naar wie hij nog voor jou kan zijn.

Rouwen, schrijven als een zoektocht.

Maar niet naar het waarom, zal ze straks zeggen. Maar naar het zijn, naar het leven voor en dat voorbij de dood, denk ik.

Wolf was achttien toen hij vertrok.

Lara schreef haar boek twaalf jaar later. Ze twijfelde of ze met het boek meer mensen zou bereiken dan hen die Wolf hadden gekend. Haar man kreeg gelijk. Het boek zou een breder veld bestrijken dan die kennissen. Misschien begrepen vreemden het zelfs nog beter?

Alle boeken die Lara hiervoor schreef waren een omweg om bij deze bestemming aan te komen. Maar in alle voorgaande was Wolf al aanwezig, als een voortdurende hartslag.

Fictie is diep gaan. Het is plekken in je geest opzoeken, de waanzin daar.

Voor het boek over Wolf was dat nog riskanter. Ze kon het alleen als ze het als schrijfster benaderde, niet als de zus van. Alleen zo kon ze er ook luchtigheid in brengen. Alleen zo kon ze ook hondseerlijk zijn, zonder te selecteren.

We denken ten onrechte dat de suïcidale mens depressief is, iemand die alleen maar gebukt gaat onder verdriet. Vaak zijn het net energieke mensen, vol idealen, ambitieus, perfectionistisch.

En in hun donkerste momenten, zelfs dan, zijn er grappige dingen. Schieten de meest absurde gedachten door je hoofd, kun je lachen. Dat is heel verwarrend. Voor jezelf en voor de nabestaanden.

Maaike schreef het voorwoord voor de heruitgave van het boek van haar man: ‘Door eigen hand.’

Het was opnieuw oprakelen.

Hier zijn is een soort laatste halte, afsluiten.

Hier zijn, tegenover die volle zaal – die als een landschap is vol mensen op hun eigen zoektocht, denk ik, met hun rugzak die nog barstensvol is of al een beetje leger, of nog even vol maar nu met meer lieve herinneringen dan met stenen van gemis – is het anders dan tegenover journalisten.

Uus had het boek van Joost mee in Parijs, waar ze zich moest bedwingen om zich niet arm te kopen aan die dingen die je vanbinnen rijker maken. Slechts één euro gaf ze uit: aan een bladwijzer. Op de bladwijzer staat een hand.

Zoals het boek van Zwagerman: ‘Door eigen hand.’

Ze houdt van dit soort synchroniciteit.

Joost, die vijf jaar Maaikes man was, van wie ze zwanger was, maakte tien jaar geleden een einde aan zijn leven.

Ook hij was die energieke man, behalve die laatste tijd waarin hij uitdoofde en ten slotte zijn eigen vuur doofde.

Erover praten is net zoals bij Lara een soort professionele rol opnemen.

Elke keer als ze zo wat meer afstand neemt, neemt ze ook meer afstand van Joost, laat ze meer los. Dat ervaart ze ook zo in het dagelijkse leven, al is het een proces van pieken en dalen.

Het is keer op keer de gebeurtenissen, aanloop en nasleep, herschikken in je hoofd.

Maaike vertelt over Joost, wiens vader een zelfmoordpoging had ondernomen. Het was een zware klap voor hem die hij nooit helemaal te boven kwam. Moeder vond hem. Joost deed er later veel research naar en ontdekte daarbij dat er veel over daders geschreven is, maar weinig over de nabestaanden. Het boek dat hij schreef, schreef hij ook voor zijn moeder.

Voor de heruitgave schreef Maaike dus het voorwoord. Ze dacht er lang over na. Een liedje van Nick Cave schoot haar te binnen. Een liefdesliedje over een verloren geliefde. Andere namen, andere omstandigheden. Maar liefde en verlies. Verbinden en moeten loslaten.

En schrijven, erover praten, denk ik, is zoals de getijden van de zee: opnieuw verbinden, aanspoelen, terugtrekken en achterblijven, laten gaan. Tot het rust brengt, een hartslag, een golfslag die nooit overgaat, die je blijft vergezellen maar je niet langer mee sleurt naar die diepe bodem.

Een hele tijd na de dood van Joost vond Maaike brieven van hem, maar ze hielpen haar niet. Niet zoals het dagboek van Wolf Lara hielp.

Is erover schrijven een poging om te begrijpen?

Niet zozeer, zegt Lara. Ze is niet op zoek gegaan naar het waarom Wolf uit het leven is gestapt. Het is ook niet echt een boek over de dood, maar een tocht over het leven waar de dood zijn plek in inneemt.

Ook Wolf zelf stelde die waarom-vraag niet in zijn dagboeken.

Ze verwijst naar een citaat van Patricia De Martelaere over het profiel van suïcidale mensen (zoals hierboven al aangehaald). De kerngedachte is dat wie altijd bewust heeft willen leven, daar de regie van in handen had, die regie ook niet wil loslaten bij het sterven.

Wolf schreef een luchtig dagboek. Een achttienjarige jongen op avontuur.

Er zat ook een risico aan vast, zeg Lara, als ik zou proberen mijn broer te begrijpen. Hij en zij leefden op dezelfde intense manier. Hem begrijpen zou besmettelijk kunnen zijn, aanstekelijk.

En ik denk aan mijn eigen pieken en dalen, aan mijn verzuchting ooit naar meer gelijkmoedigheid en de huisdokter die antwoordde, met zijn hand op mijn schouder, dat ik dat na een week beu zou zijn, ik zou niet meer ik zijn. Ik denk ook aan hoe het ouder worden me zachter heeft gemaakt, de scherpste uitsteeksels heeft gerond…

Begrijpen, vult Maaike aan, leunt ook aan bij medelijden hebben met. En als je je verliest in medelijden met de ander verlies je ook jezelf. Je moet ook jezelf redden. Die twee samen leidt tot een innerlijk conflict.

Als gestaltpsychotherapeut denk ik aan het begrip confluentie: samenvloeien. In die heftige stroom van verdriet, kwaadheid, emotie. Je moet weer twee rivieren worden. Die andere loop kun je niet meer veranderen. Als je je leven wil leiden, kun je alleen je eigen bedding volgen.

De meeste mensen die zichzelf het leven benemen verkeren niet, zoals algemeen en foutief wordt aangenomen, in die vreselijke staat van chronische depressiviteit, maar bevinden zich in een ontoegankelijke wereld. Ontoegankelijk voor zichzelf in de zin dat ze geen afstand meer kunnen nemen en dus niet meer kunnen ingrijpen, en ontoegankelijk voor de omgeving die er zijn weg niet in vindt, er niet wordt toegelaten, gewoon niet wordt gezien of gehoord.

Als je die ontoegankelijkheid aanvaardt, brengt dat rust. Dan hoéf je ook geen pogingen meer te doen om te begrijpen, want het zal je toch niet lukken.

Uus oppert dat er misschien ook mensen zijn die dat begrip net wel nodig hebben om verder te kunnen, maar voor Lara voelt dat niet zo. Voor haar is het kwestie van berusten, je erbij neer te leggen. Begrip is voor haar geen vereiste om tot dat punt te komen.

Hebben jullie je als nabestaanden ook schuldig gevoeld?

Zeker wel.

Vanuit dat schuldgevoel had/heeft Lara het dwingende gevoel om iets aan haar familie te moeten teruggeven. Zoals in het boek over Wolf aantonen dat ze niet het zielige gezin zijn geweest dat tot zijn zelfdoding kon geleid hebben, ze hadden net een geweldige kindertijd.

Teruggeven ook aan de jongeren waar ze les aan geeft, door naar hen te luisteren.

Het gevoel ook dat ze iets recht moet zetten.

Niet zelden legt ze zich op om het leven van haar broer te leven, doet ze die dingen die hij leuk gevonden had maar niet echt haar ding zijn. Dan is ze soms kwaad op zichzelf. Dan is ze ook kwaad op hem: jij moet dat doen.

Het is zwaar om meerdere levens te leiden, het zijne boven het hare dat al zwaar genoeg is.

Voelt het als een bodemloze put die je moet vullen?

Dat geven aan anderen is niet iets wat met Wolfs dood begonnen is, het is eigen aan Lara, alleen is het nog intenser geworden.

Het holt ook niet alleen uit, zegt ze, ze wordt er ook een beter, aangenamer mens door. Voor zichzelf en voor anderen. Als kleuter kon ze al erg cynisch zijn. Ik hoor niet bij jullie.

Ze geeft en ze krijgt terug, maar het geven is vaak groter dan het krijgen en dan moet ze zich terugtrekken en weer van zichzelf worden.

Er zijn twee situaties waarin in Lara kwaad wordt. De eerste is als ze oververmoeid is en toch moet aantreden voor een lezing of interview. De tweede is bij tegenwind. Op de fiets. Dat is iets voor haar broer, niet voor haar. Hij moet dat voor hebben. Hij zou dat grappig vinden.

Wolf vond wel meer bizarre dingen grappig, zoals samen buikgriep hebben en moeten wachten op de ander tot de pot vrij was…

En hoe ik die kwaadheid waar ze het over heeft ook bij mezelf herken en als ik dan geen tijd en ruimte voor mezelf kan nemen, als ik die niet gewoon neem in plaats van te wachten tot ik ze krijg, hoe ik dan niet alleen neuzen maar hele koppen kan afbijten.

Wolf en zij hebben datzelfde: meegesleept worden in je eigen verhaal en daar niets tegen kunnen doen. Je eigen gedachten en woorden sturen je – ik denk aan De kinderen van Calais, het eerste boek dat ik van Lara las – naar een klip en over die klip. Zo moet Wolfs trip naar het noorden een trip naar de dood geworden zijn. Een treinreis werd een laatste trein.

Wolf stief in alle eenzaamheid. Door Lara’s boek krijgt hij alsnog een publiek. Hij wordt gezien. Hij wordt graag gezien.

Mensen die het boek gelezen hebben zeggen vaak dat als ze Wolf gekend hadden, hij een goede vriend zou geweest zijn. Dat maakt haar soms kwaad. Ze kennen hem niet zoals zij hem heeft gekend. Op die momenten wil ze zeggen: hij is van mij, van ons.

(En ik heb het boek klaar liggen om te lezen en ik heb Lara gehoord en herken die gulzigheid in een rouwproces, het niet willen delen, niet verder dan ik het wil. Tegelijk denk ik: maar ik ben ook Wolf. Niet ik ben Wolf, maar ook. Een stukje. Ik heb een stuk Wolf in mij, een stuk Lara in mij, dat schrijven op het scherp van de snee, tot op de bodem, en dromen als een vlieger zonder iemand die het touw vastheeft, en eigenlijk ben ik ouder en was ik dus eerst (maar dat is mijn issue waar ik in mijn twee romans-in-wording mee worstel), mijn hang en drang naar een groots leven. Ik voel dus ik ben. En hoe bang ik ben om dat los te laten, want wie ben ik dan nog?

En misschien is dat de magnetische kracht van het boek: dat hoewel het zo persoonlijk is, het tegelijk ook universeel is, en hoewel het universeel is, ieder zich toch persoonlijk aangesproken voelt.)

Lara denkt niet dat ze haar broer had kunnen tegenhouden. Hij droomde groot. Wat ze zich wel afvraagt is of ze niet een beter voorbeeld voor hem had(den) kunnen zijn, zodat hij, als nakomertje, het gevoel had gehad ‘Er wacht mij iets’. Ze heeft het gevoel dat ze daar gefaald heeft. Ze had het altijd wel over haar eigen grote dromen, maar had er tot dan nog niets of niet veel van gerealiseerd. Heeft dat hem angstig gemaakt dat het louter luchtkastelen waren? Heeft ze hem teleurgesteld? Gaf hem dat angst dat het leven hem uiteindelijk zou teleurstellen? Wilde hij die teleurstelling voor zijn?

Door haar boek bestaat hij. Heeft hij een heelal.

Heel-al, denk ik. En het al blijft wat wringen. Maar ik denk ook aan Leonard Cohens’ crack in everything…

Maaikes schuldgevoel draait om het feit dat ze die dag ging werken en Joost, die slecht in zijn vel zat, alleen heeft gelaten, omdat ze een deadline had, wat een woord…

Ze denkt echter niet dat ze hem had kunnen tegenhouden. Misschien wel die dag, maar er zou een volgende komen.

Joost had over Hemmingway geschreven in zijn boek. Over zijn vrouw die zei dat je de kast op slot kon doen en de sleutel zelfs kon verstoppen. Maar Hemmingway vond zijn eigen weg, in die ontoegankelijke wereld waaruit geen weg terug is, om te doen wat niet meer te vermijden was.

Wat betekent ‘taal’ in dit verband? Woorden als suïcide, zelfmoord, zelfdoding? Hoe voelen die voor jullie aan?

Voor Maaike heette het eerst zelfmoord, dan suïcide, dan zelfdoding. Nu gebruikt ze de termen door elkaar.

Zelfmoord legt de schuld bij de pleger, die dader wordt.

Maar voor de nabestaanden is het ook wel gewelddadig wat hij gedaan heeft.

Het woord zelfdoding gebruik je uit piëteit met de verloren geliefde.

Suïcide is te clean.

Lara sluit aan dat het woord zelfmoord een oordeel inhoudt.

De daad op zich kan gewelddadig zijn, maar het maakt van Wolf geen gewelddadig mens.

Anderzijds is ze dankbaar voor mensen die de dingen rechttoe rechtaan benoemen in plaats van ze te omzeilen. Directheid gooit het gesprek open.

Van alle woorden is de uitdrukking uit het leven stappen de meest juiste, of meest comfortabele, of het betere wankele evenwicht tussen moord en dood.

Soms zeggen mensen tegen nabestaanden: hij/zij heeft ervoor gekozen. Biedt dat troost?

Het klopt niet, bevestigen zowel Lara als Maaike, vanuit die staat van ontoegankelijkheid. Daar hebben ze zelf geen controle meer over, dus ook geen keuze. Alleszins geen bewuste keuze.

Als Uus al oppert dat deze benadering voor sommige mensen misschien toch troostend kan zijn, gaat dat voor Lara en Maaike niet op.

En voor mij ook niet, denk ik. Als een geliefde bewust zou kiezen om niet meer te leven, zou dat ook een bewuste keuze zijn om niet meer met mij te leven. Het zou een afwijzing zijn, een afrekening bijna. Het schuldgevoel zou nog immenser zijn.

Ervaren jullie een taboe rond het onderwerp?

Mensen mijden het gesprek, zegt Maaike, omdat ze je, boven op al je verdriet, niet willen kwetsen. Als ze iets zeggen, is dat vaak ook het verkeerde. Vanuit het verkeerde startbeeld over de suïcidale mens, vanuit onhandigheid.

Ik denk dat mensen ook bang zijn voor wat een open gesprek bij hen kan opengooien, welke emoties zij met geliefden begraven hebben. De angst om weer overspoeld te worden.

Lara zegt dat iedereen ergens bang is voor zelfmoord. Het is ook een gebeurtenis die een smet op je legt, die als het ware besmettelijk is. Je bent ‘de zus van’. Dan wil je zelf heel snel tonen hoe goed het wel niet met je gaat. Je gaat lachen. Je komt zelf met oplossingen, of mensen komen met oplossingen naar je toe.

Het is misschien vreemd, zegt ze, om uit de mond van een schrijfster te horen dat de woorden van mensen maar weinig hielpen. Wat wel hielp was wat ze deden. Soep brengen bijvoorbeeld. Of de ex van haar man die even de zorg voor de kinderen kwam overnemen, het huishouden, met hen naar het park ging, zodat zij zelf zich met het verlies en alles daarrond kon bezighouden.

Ze lacht, zegt: ‘Zijn ex is een bloedmooie vrouw…’

Ik denk: en zij moe en verdrietig, meer zus van een broer die er niet meer is dan echtgenote… Waarschijnlijk ziet ze er op dat moment niet uit. En haar man die naar haar kijkt en ziet met de ogen van zijn hart.

Maaike was zwanger toen haar man uit het leven stapte. Ze zegt: ik moest overleven.

Hopelijk kan het boek het gesprek opengooien. Hoe je met elkaar samen met het lijden omgaat. Hoe (ver)draag je het met elkaar?

Dat mensen de moed opbrengen om de vraag te stellen: ‘Wil je dood?’

Maar je bent bang dat die vraag hen weleens op het idee zou kunnen brengen.

Uus haalt het beeld aan van een foto achter gebroken glas.

Wie is de persoon achter het gebroken glas?

Dat was ook voor Lara de insteek voor het verhaal. Wie is de man op de foto? Wie is mijn broer? Wat is zijn verhaal?

Hoe breng ik iemand verder dan zijn dood terug naar het leven dat herinnerd en gekoesterd wordt?

Een verhaal als optelsom, los van het einde. De mens is meer dan zijn scherven.

En ik denk aan mijn boek Zes maal een is zeven… en aan het Japanse aardewerk met de hechtingen van goud.

Wolf was een nakomertje. Toen hun moeder zwanger was, mochten de andere kinderen de naam kiezen. Nu krijgt hij die in de boektitel opnieuw.

Het is een andere vorm van onsterfelijkheid.

Dat heel-al, denk ik, opnieuw. Maar ik moet het boek nog lezen, de betekenis begrijpen vanuit Lara en Wolf voor ik er de mijne op plak.

Joost heeft veel geschriften nagelaten, zegt Maaike. Dat maakt van hem ook een publiek persoon. Er zijn zoveel foto’s van hem – openbare foto’s, denk ik, die hem niet tot haar Joost maken. Ik begrijp waarom ze van hem geen foto in huis wil. Het klopt ook niet met wie hij was voor hij op het laatst depressief was. Energiek, altijd in beweging. Voor hem is Joost bewegend beeld. Dat brengt rust waar een foto onrust brengt.

In beweging zijn, altijd in touw zijn, bezig met het vlechtwerk dat het leven is.

Uus pakt opnieuw de bladwijzer met de hand.

In de hand ligt een rood draadje. Een touwtje.

Rouwtouwtjes die ons met elkaar verbinden.

Kijk nog eens naar links, naar rechts.

Hoor of iemand slikt, een snik.

Geef of aanvaard een glimlach, een zakdoek misschien.

Zorg goed voor elkaar.

Nu, straks, en jaar na jaar"

Sofa taveirne knops pereboom 2