Veerkracht in Haarlem
"Hij trok mijn T-shirt over mijn hoofd, heel voorzichtig en zorgzaam, en ik bedacht dat ik sinds mijn kindertijd niet meer had meegemaakt dat iemand me uitkleedde op die manier, en dat het gek was dat het meest volwassene wat je kon doen, zozeer leek op iets wat hoorde bij een kind zijn."
De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf van Maria Kager gaat over de eenzaamheid van een intelligent kind, Frida, met al bij al realistische verwachtingen van het leven. Haar vader hanteert in haar opvoeding en als directeur van de Koepelgevangenis in Haarlem een fluïde moreel kader; haar mama stuurt bij waar ze kan, maar heeft het wezenlijk te druk als psycholoog. Met bijna forensische precisie beschrijft Kager hoe de Baby Boomers, soms ongehinderd door goede bedoelingen of empatisch vermogen, Generatie X mismeesterd hebben. En toch, na het lezen van het boek vroeg ik me af of die titel nou wel ironisch is.
Frida’s kindertijd en jeugd weergalmen in de Koepel, een landmark-gebouw opgeleverd in 1901, bedacht en ontworpen door vader en zoon Metzelaar (Kager heeft het niet verzonnen). De doden stapelen zich op omheen de architecten; de doden stapelen zich ook op omheen Frida - op een bepaald moment weet ze niet meer om wie ze aan het huilen is - en toch is Kagers debuutroman een vrolijk boek; licht, speels en scherpzinnig tegelijk.