Mag het iets meer zijn?
Rensing is een zeer getalenteerde slagerszoon met een grote droom. Hij wil de dorpsslagerij van zijn vader verderzetten, de kleine winkel moderniseren en zó buitengewoon goed maken dat iedereen zijn superieur vlees zeker boven dat van een ordinair warenhuis zal verkiezen. Hij is de beste, dat weet hij wel zeker. Hij weet alles van zijn vak en van dieren, maar helaas: van mensen begrijpt hij weinig of niets, zelfs niet van zijn vrouw Jacomine, zo blijkt.
In zeer korte hoofdstukjes vertelt de auteur zijn verhaal, met weinig woorden (soms “doorspekt” –pun intended- met jargon van de slagerij) slaagt hij erin een volledig beeld op te roepen van een personage of een situatie (vb. de schrijnende armoede van buurmeisje Jans, de pijn die dieren lijden). Hij schrijft in een nuchtere taal die me deed denken aan Elsschot, tegelijk zakelijk en vol tongue-in-cheek humor.
Soms stijgt de verteller als een helikopter uit boven de wereld van zijn verhaal:
“Wie weet hoe het gelopen zou zijn als hij die dag niet was gaan wandelen, als hij dat schaap niet had gezien of geen zakmes bij zich had gehad. Had hij Jacomine dan mee uit durven vragen?” (p. 57)
De ‘wat-als’-vraag die iedereen wel eens stelt, toch?
Behalve een boeiend en tragikomisch levensverhaal met een knallend einde is de roman ook een scherpe aanklacht tegen de teloorgang van het vakmanschap en de bijhorende kleinhandel.
Kennen we ze niet allemaal: de kleine slagerij of bakkerij om de hoek die het moest afleggen tegen de grote warenhuizen, en de drama’s veroorzaakt door koppigheid en hoogmoed?
Door die universele thematiek en grote herkenbaarheid wordt deze roman veel universeler dan enkel het verhaal zelf. Ik hoop van harte dat dit boek het debuut van het jaar 2024 wordt.
Synopsis
Een slagerszoon met ambities wil na de dood van zijn vader de slagerij op een hoger niveau voortzetten, maar de tijdsgeest en de wensen van de klanten dwarsbomen zijn streven en drijven hem langzaam tot waanzin.