Tussen walging en fascinatie
“Hotel Iris - Yoko Ogawa” ****
Met gemengde gevoelens begon ik aan deze roman.
Met gemengde gevoelens sloeg ik de laatste bladzijde om.
Ogawa’s stijl is overweldigend.
Even overweldigend, maar in negatieve zin – even gewelddadig, moet ik zeggen – is de inhoud.
Ik begrijp dus waarom de auteur aan de ene kant bejubeld en aan de andere kant afgebroken wordt.
Maro’s verslaving aan het genot van de pijn is angstaanjagend.
Ik probeer het als psychotherapeut te begrijpen, o.a. vanuit Mari’s relatie met haar moeder die totale onderdanigheid eist, zowel in het werk aan de balie van het hotel als over haar haren, die onberispelijk moeten zitten.
Kiezen voor de pijn van de vertaler geeft haar mogelijk een gevoel van macht, waar ze de dominantie van moeder alleen maar kan ondergaan. Toegeven aan de overheersing van de vertaler is zich afzetten van en losmaken van de moeder.
Maar er is meer.
Er is de aantrekking van het gevaar.
Iemand die sterk genoeg lijkt om je via hem aan je lot (moeder) te onttrekken?
Een mogelijkheid om de sleur te doorbreken en je wereld te verruimen?
Of om te voelen dat je leeft? Zoiets als automulitatie maar dan via de ander.
Toen ik Mari’s leeftijd had, vereenzelvigde ik me onbewust met vrouwelijke romanpersonages, die leden aan de liefde, aan het leven. Intens voelen was het bewijs dat je leefde, niet banaal was.
Het gaf je bestaan een zin. Je souffre, donc je suis.
Een pschologische dramaqueen….
Misschien draait het allemaal daarom. De dwingende behoefte om te bestaan, al is het in de afhankelijkheid van de ander die jou een status van macht verleent. De relatie tussen Mari en de vertaler is er een van codependency. Het slachtoffer heeft ook de dader in haar macht…
Er is het gegeven van de tederheid die het bovendien onmogelijk maakt uit een toxische relatie te ontsnappen.
Het snijden en het balsemen. Lijden om nadien eindelijk troost te krijgen?
Er is het mysterie waarin de vertaler zich hult, zoals in zijn onveranderlijke pakken, al is het bloedheet. Zijn zwijgen over zijn verleden en zijn dode vrouw.
Er is zijn gespletenheid, in taal als in gedrag.
Er is, als onverwachte derde – indringer, verlosser, nieuwe verslaving? - de jonge neef van de vertaler, op zijn manier eveneens monddood, maar misschien de enige met wie het kortstondige contact echt is, of echtheid benadert, al leven ze allebei op een moerasland van leugens.
Er is het belang van de verschillende locaties: het troosteloze hotel, de bloemenklok, het standbeeld, de kasteelmuur. Alles een umheimische sfeer uitademend.
Randpersonages, met stuk voor stuk een hoek af. Niet diepgaand uitgewerkt, maar de ontbrekende hoek vat hen in hun essentie. Pars pro toto.
Alles braakt een donkere sfeer van dreiging uit.
Vrolijk word je hier niet van. Dat werd ik ook niet van Ogawa’s roman ‘De geheugenpolitie’ die ik eerder las.
Maar het verhaal plakt aan je huid, het blijft door je hoofd malen, en literatuur/kunst hoeft niet noodzakelijk een feelgoodfunctie te hebben… Maar voorlopig is deze duisternis me (meer dan) genoeg…
Synopsis
Een 17-jarig meisje werkt met tegenzin als receptioniste in het hotel van haar strenge moeder. Ze ontwikkelt een fascinatie voor een oudere man die bij een incident in het hotel betrokken is, en komt met hem in contact. Langzaam geeft ze zich steeds meer over aan zijn wensen.